De voorwaarden van de invrijheidstelling op proef moeten duidelijk door de geïnterneerde persoon ingestemd worden

De invrijheidstelling op proef geeft de mogelijkheid aan geïnterneerde personnen om van een residentieel of ambulant zorgtraject te genieten. De voorwaarden van de invrijheidstelling zijn door de strafuitvoeringsrechtbank voorgeschreven. Maar wat is er aan de hand als de geïnterneerde niet akkoord gaat?

De voorwaarden van de invrijheidstelling op proef moeten duidelijk door de geïnterneerde persoon ingestemd worden

Het Hof van Cassatie heeft zich op 8 juni 2021 uitgesproken om een zaak van invrijheidstelling op proef.

Deze strafuitvoeringsmodaliteit is in werking getreden op 1 januari 2016. Ze geeft de mogelijkheid om de door een vonnis opgelegde veiligheidsmaatregel ondergaat in een residentieel of ambulant zorgtraject. Voorwaarden worden opgelegd aan de geïnterneerde persoon die deze moet naleven, artikel 25 van de Interneringswet.

Het is probleem is dat de strafuitvoeringsrechtbank van Gent heeft beslist een voorwaarde toe te voegen aan deze invrijheidstelling op proef. Maar artikel 26, 2° van de interneringswet vereist de instemming van de geïnterneerde persoon. Deze heeft nooit zijn akkoord daarmee gegeven.

Het Hof van Cassatie vernietigt het bestreden vonnis en verwijst de zaak naar de rechtbank van eerste aanleg voor een nieuw vonnis.